Zielige vogeltjes
Onze seebird
Zojuist gevangen…. heerlijk!
Zielige vogeltjes
Meestal als Germaine zichzelf pijn doet dan mag de wereld het weten. Nu bleef het ijzingwekkend stil. Een meer dan absurde situatie. Het motorluik stond open, ze stapt er overheen en waarschuwt mij. Jaja, brom ik en ik ga weer naar buiten. Nog geen tien seconde daarna volgt de doffe dreun en de stilte.
Ik kan me niet voorstellen dat ze in het gat is gelazerd, maar de dreun was zo hard dat er in ieder geval iets vervelends moet zijn gebeurd. Als ik voor het gat van circa anderhalve meter diepte sta, waarin tientallen misschien wel honderden scherpe randjes, hoekjes en klemmen zitten, dan zie ik haar liggen. Meer dood dan levend, nog steeds komt er geen enkel geluid uit. De vorige eigenaar van ons schip is hetzelfde overkomen, vervolgens heeft ze twee jaar in een rolstoel doorgebracht en nog steeds kan ze niet normaal lopen.
Ik ben intussen in het gat gesprongen en probeer met natte doeken te deppen op plekken waarvan ik hoop dat ik de pijn niet alleen maar erger maak. Ze moet in elk geval weg uit deze smeerboel. Intussen is ons motormannetje, verantwoordelijk voor het weghalen van het luik, ook weer gearriveerd. Als hij Germaine ziet liggen trekt hij bleek weg en even ben ik bang dat hij flauwvalt. Hij is zeker niet verantwoordelijk voor de val van Germaine. Ze stapte immers al over het open luik heen, en viel er pas in toen ze het de tweede keer vergat.
Germaine is inmiddels van pure ellende flauwgevallen. Met een krachtsinspanning die alleen mogelijk is in panieksituaties, weten het motormannetje en ik haar uit de motorruimte te tillen. In eerste opzicht lijkt de schade afschuwelijk, een snee langer dan tien centimeter op haar rug. Haar tenen zijn donkerpaars geworden en gekneusde plekken over haar hele lichaam worden duidelijk. Maar het ergste is het gapende gat in haar knie. Dezelfde knie die vier maanden geleden nog gebroken was, die haar zes weken gips hadden opgeleverd en waarvan ze eigenlijk nog steeds niet hersteld was.
Het motormannetje heeft inmiddels een ambulance gebeld, en de halve steiger van de haven van Gocek is uitgelopen om te helpen. Turken willen altijd helpen, ook al kunnen ze het niet, helpen zullen ze. Dus ben ik meer bezig met Turken te verjagen die met z’n alleen, met uiterst goeie bedoelingen, aan ledematen van Germaine proberen te trekken, dan met het verzorgen van haar. Ze is inmiddels bijgekomen en barst van de pijn, maar ziet ook de doemscenario’s waartoe deze val kan leiden.
De inmiddels aangekomen arts van het staatshospitaal (waarover later meer) vraagt of ik misschien een verbanddoos heb. Dat begint al goed, een ambulance zonder pleisters. Zonder ook maar enige controle of er misschien iets gebroken is, wordt ze op een krakkemikkige brancard gelazerd. Eerste tussenstop is het ziekenhuis van Gocek, als we daar met handen en voeten duidelijk maken wat er met haar knie is gebeurd, worden we vanzelf weer de ambulance in getakeld en gaan we op weg naar het staatshospitaal van Fethiye.
Alwaar Germaine eerst een pijnstillende injectie krijgt en nog dezelfde minuut staat er een slager van een verpleegster met naald en draad de bewuste knie dicht te rijgen. Inmiddels word ik een of andere paspoortcontrole in gebonjourd, wat natuurlijk nergens op slaat. We gaan het land niet uit, we willen graag een knie laten repareren! Aan het ijzingwekkende gegil uit de kamer ernaast hoor ik dat de hechtingen zijn gezet zonder dat de verdoving ooit een kans had gehad.
Vervolgens wordt het allerkleinste Turkje ooit toegewezen als brancardduwer en krijgt Germaine een buis en een plastic beker in haar hand geduwd. Een urinemonster willen ze. Tuurlijk, ze kan op geen van beide benen staan. Maar kan vast wel even in haar eentje, want zover ging Turkje niet, naar het toilet om daar – zonder de rand aan te raken want goor – een perfecte plas te regelen. Die, volgens ons leken, ook nog eens bijzonder weinig nieuws over de kapotte knie ging verschaffen. Maar de artsen stonden erop. Dus volgde er een soort van survivaltocht op meer handen dan voeten naar het toilet. Waar, toen alles op wonderbaarlijke wijze in kannen en kruiken terecht was gekomen, het wc-papier op bleek te zijn.
Toen kwam onze redding binnen in de vorm van onze dikke want zwangere tolk, waarvan ik helaas nooit de naam heb gevraagd. Ze was een soort van medisch afgevaardigde van een commercieel ziekenhuis niet ver van ons staatsziekenhuis en verklaarde plechtig: “dit ziekenhuis kom je gezond in en je gaat er ziek weer uit. Of in ieder geval zieker dan je was”. Met de plas van Germaine, onze zwangere redding en haar rechterhand en ons brancardduwturkje gingen we op weg naar weer een nieuwe arts. Het begon langzaam een heel gevolg te worden. Nu we een tolk hadden (die eerste alleen maar interesse had in de verzekeringspapieren, er dient wel gelapt te worden natuurlijk), ging het allemaal stukken makkelijker.
Uit de foto’s bleek dat er niets kapot was. De knie die al zoveel klappen te verwerken had gekregen was nog heel, alhoewel wel erg dik en pijnlijk. Om onduidelijke redenen, ook voor de tolk, werd Germaine alsnog vanaf haar tenen tot aan haar liezen in het gips gezet. Voor twee daagjes, werd ons verzekerd. Omdat ook onze verzekeringsgegevens klopte werden we met de ambulance terug naar de boot gebracht. En met de brancard over de steiger – we waren de laatste boot dus we moesten ze allemaal langs – weer thuisgebracht.
En daar begon de gastvrijheid van de Turken. Chocola, bloemen, stukken vis. Werkelijk iedere kapitein van elk schip kwam iets brengen. Na twee dagen kon ze nog niet lopen en kwam de ambulancechauffeur met gevaar voor eigen leven – en vooral met gevaar voor de spullen van vele booteigenaren – de steiger opgereden. Daarna strompelde ze met twee krukken naar de wal, vervolgens met één en tenslotte zonder. Iedere keer met alle ogen van alle boten op haar gericht. Met duizend maal dezelfde vraag: Nasilsin? Hoe gaat het? En dat ging iedere dag een beetje beter. De eerste keer zonder krukken klonk er spontaan applaus.
Germaine was overigens niet het enige zielige vogeltje aan boord. Vanuit haar zetel op het achterdek zat ze per dag minder gehandicapt te zijn. Ik wees haar op een dode zwaluw die in het water dreef en de vriend annex vriendin van de zwaluw die er in paniek boven vloog. Plotseling bewoog de dode zwaluw en was dus minder dood dan ik aanvankelijk dacht. De bijboot in, zwaluw geschept en zo kwam het dat we ineens met z’n vieren aan boord waren. Nou ja, viereneenhalf want het vriendje van de zwaluw liet ons niet meer uit het oog.
Project zwaluw ging dus van start. Met weinig fiducie, daarom kreeg de zwaluw ook geen naam. In Utrecht hebben we al Snorkel gehad, een duif die langs kwam drijven toen we over de grachten voeren. Alhoewel Snorkel tot een van de meest succesvolle projecten kan worden benoemd – hij is op eigen kracht weggevlogen – denk ik toch dat de kat van de buren er het meest van heeft genoten.
Daarnaast hadden we nog Donna. Een klein eendje in de problemen. Ik liep langs en vond het toch een beetje ‘de keiharde natuur’ en ‘zelfredzaamheid’ enzo. Even later dreef het eendje ondersteboven langs, al lucht ipv watertrappelend. Dat vond ik toch stukken minder natuurlijk, eendjes horen niet ondersteboven voorbij te drijven. Donna had waarschijnlijk al een tijdje zo getrappeld, want na twee dagen in een schoenendoos met heerlijk versgevangen kroos met extra lekkere kleine beestjes erin gaf ze de geest. We hebben haar begraven op de plek waar we haar vonden.
En nu dus zwaluw, al snel Seabird genoemd, daar dreef ie immers. Wat eet een zwaluw? Lang leve google: Sommige zwaluwen eten meer dan 5000 insecten per dag! Na een intensieve insectenjacht kwam ik terug met één dode spin, nog 4999 te gaan. Meelwormen was het volgende plan. Meestal te koop in een viswinkel, maar niet in Gocek. Misschien morgen zei de eigenaar, waarschijnlijk over twee maanden betekent dat. Zoveel tijd had zwaluw niet. Germaine kwam met het lumineuze plan om zwaluw rauw ei te voeren. Dat at ie vroeger immers ook, want daar was ie uitgekomen. Heel klein trechtertje gemaakt en met de achterkant van een stopnaald konden we een beetje dwingend zijn snaveltje openkrijgen. En verdomd, hij vond het lekker en kreeg praatjes. Maar van praatjes gaat een zwaluw niet beter vliegen. Waar we het ook probeerde, zwaluw bleef met beide poten op de stevig op de grond.
Langzaam verdwenen de praatjes weer en na drie dagen was ook project zwaluw afgelopen. ’s Avonds laat vonden we hem dood onder zijn tijdelijke woonplaats, onze wasmand. Op het strand is een klein zoetwaterstroompje dat in de zee uitmondt, daar hebben we ‘m begraven. En – echt waar – het vriendje (innetje) zat op die plek te wachten en scheerde laag over het stroompje als een soort van zwaluwenafscheid. We waren weer met z’n drieën.